Los van de vlaggen en zebrapaden komt er weinig terecht van lokaal regenboogbeleid
Zwaaien met regenboogvlaggen is populair bij veel gemeentes, en de status ‘regenbooggemeente’ is gewild. Maar als het op beleid aankomt, gebeurt er weinig. Is regenboogbeleid vooral politiek reputatiemanagement geworden?
Door heel Nederland liggen regenboogzebrapaden, knipperen LHB-vriendelijke voetgangerslichten (met twee figuurtjes van gelijk geslacht) en wapperen er regenboogvlaggen op Coming-Outdag.
Nederland telt 74 zogeheten ‘regenbooggemeenten’. Dat is een status die een gemeente krijgt na ondertekening van een intentieverklaring met het ministerie van OC&W. In zo’n verklaring wordt afgesproken dat de gemeente meerjarig lokaal emancipatiebeleid zal ontwikkelen samen met direct betrokkenen. Gemeentes gaan met partners de ‘veiligheid, weerbaarheid en sociale acceptatie van LHBTI’ers’ bevorderen.
De status van ‘regenbooggemeente’ is gewild. Maar als we naar de cijfers kijken van het Sociaal & Cultureel Planbureau, Transgender Nederland en regionale discriminatiemonitoren van onder meer Limburg, Zeeland en Oost-Brabant, dan gaat het niet veel beter met de sociale acceptatie van transgender personen, biseksuelen en LHBTI’s met een niet-Nederlandse etnische achtergrond. Ook maakt bijna tachtig procent van de jongeren op scholen nare opmerkingen over homo’s, zo bleek uit een onderzoek van Columbia University in 2018.
Uit gesprekken met ambtenaren en wethouders van onder andere Haarlemmermeer, Venlo en Hoogeveen blijkt dat er weinig zicht is op de problemen van LHBTI-inwoners, maar dat er toch ‘regenboogbeleid’ is gemaakt. Beleid waarin zichtbaarheid van de LHBTI-inwoner een voorwaarde is en het beeld van de gemeente als homovriendelijk een pijler.
Is regenboogbeleid vooral politiek reputatiemanagement geworden?