Eerste Kamer wil zeldzaam onderzoek doen naar discriminatie
Parlementair onderzoek
De Eerste Kamer gaat op initiatief van VVD en GroenLinks de omvang en oorzaken van discriminatie in kaart brengen. De hoogste tijd, vinden fractievoorzitters Annemarie Jorritsma en Paul Rosenmöller. „Discriminatie wordt steeds erger.”
„Het gaat gewoon niet goed”, zeggen Annemarie Jorritsma (VVD) en Paul Rosenmöller (GroenLinks) een paar keer in koor. Aan antidiscriminatiewetgeving is in Nederland geen gebrek. En toch laten onderzoeksrapporten steeds weer zien dat discriminatie in de praktijk veelvuldig voorkomt. De twee senatoren vinden het daarom de hoogste tijd voor een parlementair onderzoek. Niet door de Tweede Kamer, maar door hun eigen Eerste Kamer.
Sinds de dood van de zwarte Amerikaan George Floyd en de massale demonstraties van Black Lives Matter, in Nederland en wereldwijd, heeft het politieke debat over racisme en discriminatie op het Binnenhof de ruimte gekregen. Het was voor Jorritsma en Rosenmöller de aanleiding tot hun gezamenlijke voorstel voor een onderzoek. Maar het thema houdt de twee fractievoorzitters al langer bezig. Jorritsma: „Het ministerie van Binnenlandse Zaken verzamelt elk jaar de discriminatiecijfers. Dan zie je: het gróéit gewoon.”
Politici over racisme:‘De ogen zijn wel geopend’
Het voorstel, dat op brede steun kan rekenen, is om meerdere redenen opmerkelijk te noemen. Ten eerste stelt de Eerste Kamer bijna nooit parlementaire onderzoeken in. De laatste keer was in 2012, naar de omstreden privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten, de enige keer daarvoor in 1962. VVD en GroenLinks staan bovendien niet dagelijks samen op de barricades. Een opmaat naar samenwerking na de verkiezingen volgend jaar? „Daar gaan wij niet over, wij gaan nergens over”, zegt Jorritsma.
Maar wat vooral opvalt: de sterke wens van de Eerste Kamer om zich tegen dit thema aan te bemoeien. Schiet de Tweede Kamer hier soms tekort? „Nee, dit is géén diskwalificatie van de Tweede Kamer”, zegt Rosenmöller. „Maar we zien gewoon een discrepantie tussen the law of the books en the law on the ground.”