Eindelijk maakte Amsterdam excuses voor het slavernijverleden, maar het moeilijkste komt nog
Met het aanbieden van excuses door de stad Amsterdam is de aftrap gegeven voor een nationale verwerking van het slavernijverleden. Maar het moeilijkste komt nog, zeggen deskundigen.
Sorry brengt Moesje niet naar Parijs. De fraaie Surinaamse uitdrukking heeft een plekje gekregen in het rapport Ketenen van het verleden dat deze week in Amsterdam werd gepresenteerd. De uitspraak was opgetekend tijdens een bijeenkomst van het adviescollege dat afgelopen jaar met burgers en deskundigen in Nederland en het Caribisch gebied sprak over de verwerking van het slavernijverleden. Sorry brengt Moesje niet naar Parijs: excuses zijn mooi en belangrijk, maar er moet meer gebeuren om in het reine te komen met de gruwelijkheden van de trans-Atlantische slavernij.
Alleen sorry zeggen is niet genoeg, benadrukt voorzitter Dagmar Oudshoorn namens de commissie, voluit het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden, die het rapport maakte in opdracht van de regering. “Excuses mogen geen leeg gebaar zijn. In ons advies aan de regering gaan we uit van drie stappen: het erkennen van de wreedheden tijdens de slavenhandel en slavernij en het aanbieden van excuses door de regering, om ruimte te maken voor heling en herstel.” Dat moet wat de commissie betreft geen proces van jaren worden. In het advies wordt als richtpunt 2023 genoemd, de honderdvijftigste verjaardag van het daadwerkelijke einde aan de slavernij in Suriname.