Expositie over homo-acceptatie: ‘Het potenrammen van toen is het gay bashen van nu’
Van homofilie als geneesbare neurose en strafbare liefde tot regenboogvlaggen. Een expositie toont hoe het COC Limburg de afgelopen halve eeuw de strijd aanging met discriminatie. Hoe het roze steeds paarser werd.
Het was op een zomeravond in 1980 in café de Boonte Kooj in Maastricht dat twee jongens elkaar omhelsden, waarna een ontzettende rel ontstond. Een groep van vijftien mannen en vrouwen werd de bar uitgezet met opmerkingen als ‘flikkers en potten zijn vies’ of ‘ga maar naar het park om te tippelen’. Nota bene het park waar geregeld homoseksuele mannen gruwelijk werden mishandeld. ‘We blijven ons verzetten op momenten waarop we teruggedrongen worden in ons ghetto’, schrijft het COC in een getypt persbericht. Er volgt een COC-campagne om homo’s weerbaar te maken: ‘Poten laat je niet rammen’.
De brief is te zien op de expositie ‘50 jaar roze in de klas’ in Centre Céramique in Maastricht. De beeldvorming over homoseksualiteit in de afgelopen halve eeuw staat centraal, met de bijbehorende voorlichting om van stereotyperingen en vooroordelen af te komen. De tentoonstelling geeft inzicht in hoe het COC Limburg meehielp in de strijd. De expositie is samengesteld door student Hiske Haenen, die bij de Universiteit Maastricht een master Kunst en Erfgoed volgt.
De expositie begint bij een demonstratie tegen Artikel 248bis uit het Wetboek van Strafrecht, in 1911 ingevoerd door de katholieke Maastrichtse minister Regout, aanhanger van de ‘verleidingstheorie’. De gedachte was dat omgang met homoseksuelen bij jongeren kon leiden tot het ‘permanent homo worden’; seks met jongens onder de 21 was strafbaar, terwijl dit voor hetero’s niet gold. „Het werd echt lang gezien als een stoornis, een neurose die genezen kon worden. Eind jaren tachtig verandert het woord homofilie pas naar homoseksualiteit.”